Klassenmanagement niet op orde
Van Casteren et al. (2017) heeft in een onderzoek, waarin docenten zijn geïnterviewd, onderzocht wat belangrijk is in de praktijk bij differentiëren. Daarbij werd een goed klassenmanagement als essentieel benoemd. De docent dient een band op te bouwen en de leerlingen te vertrouwen. Ook dient er orde te zijn in de les en de leraar moet naar de leerlingen luisteren. Hierbij komen alle zes de rollen van de docent voorbij (Slooter, 2018) en het is dus essentieel dat docenten eerst het lesgeven goed onder de knie hebben vooraleer ze gedifferentieerd gaan lesgeven.
Te veel in één keer
Differentiëren kost tijd en daarom is het niet mogelijk om in één keer alle lessen gedifferentieerd aan te bieden. Tomlinson (2010) geeft aan dat het prima is om klein te beginnen. Kleine aanpassingen kunnen een groot verschil maken (bijvoorbeeld een groep leerlingen zelfstandig laten werken zodat een andere groep leerlingen gerichter instructie kan ontvangen). Tomlinson (2010) geeft aan dat de docent leerlingen vooral moet observeren om te kijken wat ze nodig hebben. Gedifferentieerd lesgeven hoeft zeker niet iedere les, als de docent maar start en kleine stapjes maakt. Zodat de docent kan groeien in gedifferentieerd lesgeven.
Leerlingen indelen ‘op gevoel‘ of alleen data-gericht werken.
Door een gestructureerde en data-gedreven benadering te volgen, bijvoorbeeld met behulp van een datamuur of toetsresultaten, kan de effectiviteit van gedifferentieerd lesgeven worden gemaximaliseerd en kunnen de risico’s van subjectieve groepsindeling worden geminimaliseerd. Zo is de kans kleiner dat er een Pygmalion-effect optreedt.
Het enkel indelen op data-gedreven informatie kan negatieve effecten hebben. Zo kunnen de negatieve gevoelens die optreden na een enkele onvoldoende invloed hebben op inzet en motivatie (Cornelisz, 2017). De docent dient altijd goed te observeren om te kijken wat de leerbehoeften van een leerling zijn (Tomlinson, 2014).